Phnom Penh

Phnom Penh, de hoofdstad en dichtstbevolkte stad van Cambodja, herbergt 2,5 miljoen mensen. Het is de nationale hoofdstad sinds de dagen van de Franse kolonisten. De ligging op de kruising van twee grote rivieren, de Mekong en Tonle Sap, maakt het ook tot het industriële, economische en culturele centrum van het land.

Bekend om zijn sierlijke koninklijke paleis, heeft Phnom Penh ook een enorme centrale art-decomarkt, het Tuol Sleng Genocide Museum en de boeddhistische tempel Wat Phnom Daun Penh.

Toen de Rode Khmer in 1975 in Cambodja aan de macht kwam, evacueerden ze met geweld de gehele bevolking van Phnom Penh en verdreven de bewoners naar het platteland. De stad bleef vrijwel verlaten totdat Vietnamese troepen Cambodja binnenvielen en in 1979 de Rode Khmer omverwierpen.

Phnom Penh werd in de daaropvolgende jaren geleidelijk herbevolkt. Vanwege de virtuele uitroeiing van de ontwikkelde klasse van Cambodja door de Rode Khmer, werden de onderwijsinstellingen van de stad geconfronteerd met een lange en moeilijke periode van herstel.

Meer dan 97% van de Cambodjaanse bevolking is Khmer en is overwegend Theravada-boeddhist. Er is echter een snel groeiende populatie van evangelische christenen. Volgens Joshua Project vormen christenen momenteel slechts 2% van de bevolking, maar groeien ze jaarlijks met 8,8%.
De grondwet voorziet in de vrijheid van geloof en religieuze eredienst, zolang deze vrijheid de overtuigingen en religies van anderen niet in de weg staat, noch de openbare orde en veiligheid schendt. Er geldt een verbod op huis-aan-huis-evangelisatie of het gebruik van luidsprekers voor bekeringsactiviteiten. Hulpactiviteiten met een open einde door missiegroepen worden aangemoedigd.

Mensengroepen: 11 onbereikte bevolkingsgroepen